We denken dat mensen niet weten dat we ook thuis waken.
Volgend jaar rond deze tijd herdenkt het Hospice het vijf jarig bestaan. Op welke wijze er bij dat eerste lustrum zal worden stil gestaan , is nog niet bekend. Maar de vijfde verjaardag moet volgens het Hospicebestuur wel een nieuwe fase inluiden. Na het op starten en organiseren komt nu het optimaliseren. Opmerkelijk genoeg gaat daarbij de aandacht in eerste instantie uit naar de activiteit die aan de basis stond van het Hospice: het Thuiswaken. Degene die deze dienstverlening door het Hospice graag wat meer onder de aandacht gebracht zag, is de nieuwe sinds negen maanden parttime directeur van het Hospice, Tjitske Huender. “De belangstelling voor ondersteuning tijdens het thuis waken, neemt af. En dat vinden wij jammer”…
Tjitske Huender is geboren in Boxmeer, woonde in Den Haag en op de Antillen, studeerde in Nijmegen en vestigde zich na voltooiing van haar opleiding in Wijchen. Nu zo’n twintig jaar geleden was dat. “Ik heb het ontstaan van het Hospice van begin af aan gevolgd, ik heb ook altijd de ambitie gehad om hier te werken, maar het paste toen nog niet in mijn carrière. Nu wel. Terminale zorg is een van de meest bijzondere vormen van zorg en aandacht: mensen zijn op hun kwetsbaarst, en ook dan kun je vaak toch nog iets moois toevoegen”. Tjitske is twee dagen per week Hospicedirecteur. Daarnaast werkt ze in ZZG verband als teamcoach voor De Oogst, het zorgcomplex aan de Buizerdstraat. Maar waarom wil iemand die het Hospice leidt aandacht voor de zorg voor terminale patiënten in hun thuissituatie? Hospice bereidt zich voor op eerste lustrum “We denken dat mensen niet weten dat we ook thuis waken”
Tjitske Huender: “Omdat ik directeur ben van het Hospice en van Thuiswaken Wijchen. En omdat wij met goed opgeleide en betrokken vrijwilligers ondersteuning bieden op die plek, waar iemand zelf wil sterven. En ook omdat er, dankzij de Thuiszorg tegenwoordig veel meer mogelijkheden zijn voor zorg thuis, vooral op medisch terrein. De laatste tijd krijgen we er minder aanvragen voor en dat verbaast ons. Wij denken dat mensen het niet weten, dat we die zorg ook verlenen. Het is niet zo zichtbaar als het Hospice”. In het verleden vroeg de VPTZ voor het ‘thuis waken’ nog wel eens vrijwilligers. Zijn er die voldoende? Tjitske Huender: “We hebben net een nieuwe groep van zestien vrijwilligers opgeleid voor het Hospice en enkele voor het Thuiswaken. Voor het waken bij mensen thuis kunnen we nog wel nieuwe vrijwilligers gebruiken, niet alleen voor ’s nachts, ook voor overdag. Ook al beschikken we alles bij elkaar, dus zowel voor het Hospice als voor het Thuiswaken over een grote, goed gemotiveerde en stabiele groep van ongeveer 100 vrijwilligers. Het werk in de terminale zorg word steeds complexer, maar wij kunnen mensen verder opleiden en de zorg optimaliseren”. Wat wordt er naast de aandacht voor het waken bij terminale patiënten thuis en de aandacht voor begeleiding en opleidingen nog meer geoptimaliseerd?
Tjitske Huender: “Financiën blijven onze aandacht houden, ook al zijn we financieel gezond. We hebben een prachtig gebouw en een goeie organisatie, maar dat moet ook zo blijven. We ontvangen steun van bedrijven, krijgen vaak donaties van nabestaanden van mensen die hier verbleven. Daar zijn we erg blij mee, en daar zijn we deels ook van afhankelijk. En wat we ook willen, dat is een bijdrage leveren aan het gesprek in Nederland over het levenseinde. Juist lokaal. Ik bedoel daarmee dat als mensen eerder praten en nadenken over de dood, eerder hulp inschakelen, dat dan zo’n moeilijke laatste periode rustiger en beter wordt. Maar praten over de dood, dat is voor veel mensen toch moeilijk”.
Hoeveel mensen logeren er gemiddeld in het Hospice? Tjitske Huender: “Dat aantal groeit nog steeds. Vorig jaar waren dat er 51, en dat betekent dat we met onze vier kamers een bezettingsgraad hebben van 75 procent. Dat is, vergeleken met landelijke cijfers, erg hoog. En het neemt dus nog steeds toe”.
Veel mensen namen met verbazing kennis van het feit dat iemand het Hospice moest verlaten, toen hij na drie maanden niet overleden was… Tjitske Huender: “Wij zijn er voor mensen in hun laatste levensfase en ontvangen een rijkssubsidie voor mensen, die volgens de in schatting van een arts niet langer dan drie maanden te leven hebben. Dat kan met nog eens drie maanden worden verlengd, dan wordt zo iemand nogmaals door een arts beoordeeld. Hier wordt echt heel zorgvuldig naar gekeken. Het kan voorkomen dat eventueel iemand dan elders moet worden ondergebracht. Dat is moeilijk. Voor de patiënt in de eerste plaats, maar ook voor de vrijwilligers hier. Maar zo iemand bezet een plaats die er is voor iemand die gaat sterven. We kunnen dan dus niet anders”.